GESCHIEDENIS VAN DE ARGENTIJNSE TANGO

De Argentijnse tango is ontstaan aan het einde van de 19e eeuw in Montevideo en Buenos Aires, twee havensteden aan weerszijden van de Rio de la Plata in Zuid-Amerika. Immigranten uit alle windstreken, waaronder veel Europeanen uit met name Italië en Spanje, leefden er onder armoedige omstandigheden in de havenwijken. De muziek en de dans zijn ontstaan als een vertolking van hun nostalgie, hun verlangen en heimwee naar vaderland, familie en geliefdes. Vandaar het melancholieke karakter van veel tangomuziek en haar teksten, ook wel “de blues van Zuid-Amerika” genoemd. Doordat verschillende culturen samenleefden in deze wijken is de tangomuziek een versmelting van verschillende muzieksoorten, waaronder de Spaanse flamenco, de Italiaanse Belcanto en de Duitse bandoneon, hét kenmerkende muziekinstrument van de tango. De tangodans die in samenspraak met deze muziek is ontstaan, is een intieme parendans tussen een man (de leider) en een vrouw (de volger) en laat zich kenmerken door een ‘abrazo’ (omarming). De dans werd razendsnel populair onder het Argentijnse volk.

In het begin van de 20e eeuw veroverde de tango het Europese vasteland. Door haar sensuele karakter werd de dans aanvankelijk verboden door de paus, hetgeen het nodige bijgedragen zal hebben aan haar razendsnelle verspreiding en populariteit. De jaren 20 zijn de jaren van de opkomst van de grote dansorkesten (Canaro) en van zanger en later tango-idool Carlos Gardel.

De jaren 40 worden binnen de geschiedenis van de tango de gouden jaren genoemd. Omdat Europa in staat van oorlog verkeert, groeit de economie van Argentinië als nooit tevoren. Het zijn de jaren van de grote orkesten (d’Arienzo, di Sarli en de bandoneonist Troilo) en feesten en de duizenden dansende mensen in de open lucht. Gedurende de jaren 50 daalt de populariteit van de tango door de opkomst van moderne muzieksoorten als de jazz, als ook door de opkomst van andere, vrijere levensopvattingen en stijlen. Wel introduceert Astor Piazzolla eind jaren 50 de zogenaamde ‘ nuevo tango’, een jazzy variant van de tango die tot op heden nog steeds spraakmakend is. Doordat hij met zijn muziekvorm het ‘volkse’ karakter van de tango verandert wordt ook de intellectuele laag van de bevolking betoverd door zijn muziek en toont interesse. In de jaren 60 krijgt de tango het echt zwaar te verduren door de opkomst van de beat- en de popmuziek, gevolgd door de disco van de jaren 70.

Tangosalon Buenos Aires, jaren 50

Tangosalon Buenos Aires, jaren 50

Halverwege de jaren 80 wordt de tango opnieuw ontdekt in Amerika en Europa. Men heeft genoeg van het individuele dansen en verlangt weer naar een vorm van ‘samen dansen’.
Tangoschool Amsterdam opent in 1986 als eerste tangoschool van Nederland haar deuren voor het danspubliek. Grote inspirator in die tijd was Antonio Todaro, een restauranthouder die zich tevens ontpopte als een van de grootste dansvernieuwers binnen de tangodans. Al snel verspreidt deze vorm van dansen zich in Nederland en tegenwoordig heeft iedere grotere stad één of meerdere tangoscholen en kun je vrijwel iedere avond dansen in één of meerdere tangocafé’s en salons. De tango openbaart zich inmiddels in allerlei gedaantes; van klassieke stijldans tot aan de intieme milonguero-stijl, of van de ‘tango nuevo’, tot aan allerlei combinaties met andere dansvormen, waaronder salsa en moderne dans.

 

historia02-bajofondo

Concert Bajofondo, Melkweg Amsterdam, juni 2006

Ook in Buenos Aires – waar de tango eveneens te lijden heeft gehad door de opkomst van de moderne muzieksoorten en levensstijlen – is de tango populairder als nooit tevoren: werd het zo’n 20 jaar geleden voornamelijk nog beoefend door stoffige oude dames en heren in verlaten danszalen, tegenwoordig heeft de jeugd zich op de tango gestort en hebben we inmiddels een heel scala aan jonge tangosterretjes die je ’s nachts tegen kunt komen in de meest trendy dansgelegenheden.